Laatst gewijzigd op: 03-10-2019 om 09:19 uur
Onderzoek naar zorgcontinuïteit tijdens de laatste grote griepepidemie
Marc werkt sinds 2015 bij GHOR Kennemerland als vakspecialist Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO). Voordien was hij onder meer trainer bij het COT, een instituut dat gespecialiseerd is in crisis- en veiligheidsmanagement en bij Trimension, eveneens gespecialiseerd in crisisbeheersing.
Waar ging je onderzoek over?
‘De titel van mijn masterscriptie luidde: “Een aaneenschakeling van problemen? Een analyse van zorgcontinuïteitsproblemen binnen de geneeskundige keten tijdens de griepepidemie van 2017-2018 in Nederland”; een hele mondvol lacht Marc. Bijzonder aan deze griepgolf was dat hij twee keer langer duurde dan gemiddeld en heftig verliep. ‘Veel mensen, ook binnen de zorgsector, werden ziek en volgens het RIVM overleden er in deze periode 9.500 mensen meer dan normaal. Ook leidde de griep tot een hoge ziektelast, vooral bij kwetsbare ouderen. Verder waren er circa 16.000 extra ziekenhuisopnames. Ik was benieuwd hoe de zorgsector hiermee omging en heb dat onderzocht’.
Heeft de (acute) zorg daar last van gehad?
Marc: ‘De lange en hevige griepepidemie leidde overal in Nederland tot zorgcontinuïteitsproblemen. Ook instellingen in de regio Kennemerland hadden last van de situatie. De problemen die optraden werden onder meer veroorzaakt door de uitval van personeel van zorginstellingen. Daardoor moesten er meer patiënten door minder personeel worden behandeld. Binnen de acute zorg merkten met name de ziekenhuizen en ambulancediensten als eerste de gevolgen van de griepepidemie. In de drukste periode lagen ziekenhuizen erg vol. Daardoor konden nog nauwelijks patiënten vanuit de Spoedeisende Eerste Hulp (SEH) doorstromen naar bijvoorbeeld de Intensive Care (IC) of verpleegafdelingen. Ook de uitstroom vanuit het ziekenhuis naar de verpleeg- of verzorgingshuizen en thuiszorg stokte, waardoor veel -in het ziekenhuis uitbehandelde patiënten- noodgedwongen een ziekenhuisbed bezet hielden’.
Er was dus sprake van een domino-effect?
‘Zeer zeker. Regelmatig leidde het gebrek aan ziekenhuisbedden tot opnamestops bij de Spoedeisende Eerste Hulp (SEH). Daardoor moesten ambulances soms lang wachten of veel verder rijden om hun patiënt op een SEH afgeleverd te krijgen. Ook huisartsen hadden soms last van de vele SEH- of opnamestops en wisten niet altijd hoe ze hun patiënt naar het ziekenhuis konden doorverwijzen. Bovendien dreigde de zorgkwaliteit in het gedrang te komen. Patiënten moesten soms op de SEH (al dan niet in de gang) overnachten. Het kwam voor dat een patiënt lang in de ambulance lag te wachten voordat hij/zij aan de SEH kon worden overgedragen. En door de drukte kregen patiënten minder aandacht dan in rustiger situaties het geval zou zijn. Tijdens mijn onderzoek werd mij duidelijk dat er sprake is van grote onderlinge afhankelijkheid tussen zorginstellingen. Een bottleneck bij één bepaalde zorginstelling leidt vrijwel automatisch tot toenemende druk bij andere zorginstellingen. Er is dan al gauw sprake van een ketenbreedprobleem. Dat het zo onderling verweven is, blijkt heel duidelijk uit mijn onderzoek’, vertelt Marc.
Hoe heb je je onderzoek aangepakt?
‘Ik heb mijn onderzoek toegespitst op regio’s waar ketenpartners binnen de zorg onder coördinatie van de regionale GHOR of de ROAZ-ketenpartners met elkaar in gesprek gingen om de problemen het hoofd te bieden. ROAZ staat voor Regionaal Overleg Acute Zorg, een samenwerkingsverband van acute zorgpartners (o.a. ambulancediensten, huisartsenzorg, ziekenhuizen en GHOR-bureaus ) om te werken aan optimalisatie van de acute zorg. Daarbij heb ik 3 GHOR-regio’s en 4 ROAZ-samenwerkingsverbanden onderzocht. Slechts één regio (ROAZ-regio Zuidwest-Nederland) bleek voorbereid op de zorgcontinuïteitsproblematiek. De aanpak van de 6 andere regio’s was vooral gebaseerd op improviseren. Ook bleken er grote verschillen tussen regio’s te bestaan, vooral in de mate waarin men erin slaagde gezamenlijk tot oplossingen en werkbare afspraken te komen waardoor de ketenproblemen verminderden’.
En wat betekende dit voor de individuele zorginstellingen?
‘Een belangrijke conclusie is dat, ondanks de afstemming in ketenverband, de zorginstellingen vooral zelf aan zet zijn om -ook in “vredestijd”- maatregelen te nemen. Dan kun je denken aan het maken van afspraken met ketenpartners door zorginstellingen, afspraken over het uitstellen van niet-acute ingrepen door ziekenhuizen, het stoppen van besteld ambulancevervoer buiten de regio en het tijdig inzetten van extra personeel’, legt Marc uit.
De crisis als kans
De langdurige griepepidemie was voor veel regio’s en instellingen een zorgelijke periode. Toch heeft de griepepidemie ook veel positiefs opgeleverd. ‘In veel regio’s zijn ketenpartners verder naar elkaar toegegroeid. Men had elkaar vorig jaar hard nodig en men vond elkaar in veel regio’s. Ook is men in bepaalde regio’s actiever informatie over zorgcapaciteit gaan delen, iets wat voorheen als bedrijfsgevoelige informatie werd gezien. Bovendien is de vaccinatiegraad onder zorgpersoneel in veel ziekenhuizen verdubbeld. Toch blijft de (acute) zorg kwetsbaar voor verstoringen. GHOR en GGD Kennemerland organiseren samen met de ketenpartners op 13 en 14 november een ketenoefening om beter voorbereid te zijn op situaties waarin dergelijke zorgcontinuïteitsproblemen kunnen ontstaan’, besluit Marc.
Meer weten?
De masterscriptie van Marc Verhaar is te downloaden.
De belangrijkste aanbevelingen van het onderzoek door Marc Verhaar zijn:
Figuur 1: gevolgen griepepidemie 2017-2018. Overgenomen uit “Feiten en cijfers griep in Nederland, Winter van 2017/2018” van RIVM, 2018 (https://www.rivm.nl/griep/surveillance). Copyright 2018, RIVM. |